De taken en verantwoordelijkheden van een behandelend arts zijn anders dan die van een onderzoeker, als die ook arts is. De arts heeft de zorg voor een patiënt, de onderzoeker heeft de medewerking van een proefpersoon nodig voor zijn onderzoek.
Bij medisch-wetenschappelijk onderzoek zijn volgende twee situaties te onderscheiden:
- de (uitvoerend) onderzoeker is tevens behandelend arts van de patiënt/proefpersoon; Wanneer de behandelend arts ook de onderzoeker is, versmelten de taken en verantwoordelijkheden van die beide functies zich in één persoon. Dit is vanuit medisch-ethisch standpunt geen optimale situatie. Het is denkbaar dat het belang van het onderzoek en het belang van de patiënt niet altijd hetzelfde zijn. Dit dilemma kan zich onder andere voordoen bij de selectie van proefpersonen en bij de vraag over het al dan niet voortzetten van deelname aan het onderzoek door een bepaalde patiënt.De METc is van mening dat onderzoeker en behandelend arts in beginsel niet één en dezelfde persoon zouden moeten zijn. In de praktijk blijkt dit beginsel echter niet altijd te handhaven. Indien zo’n situatie zich bij een onderzoek voordoet, zal de behandelend arts/onderzoeker gevraagd aan moeten geven op welke wijze het belang van de patiënt is veilig gesteld. Daarbij is het zo dat het afdelingshoofd de algemene verantwoordelijkheid heeft voor het welzijn van de patiënten op zijn/haar afdeling.
- de (uitvoerend) onderzoeker en de behandelend arts zijn niet dezelfde persoon. Deze situatie voorkomt duidelijker een mogelijke belangenvermenging. Bij de benadering van potentiële proefpersonen heeft de onderzoeker wel de medewerking van de behandelend arts nodig. De behandelend arts zal vanuit zijn positie moeten instemmen met deelname van zijn patiënt aan het onderzoek. De behandelend arts zal ook het contact tussen de onderzoeker en de potentiële proefpersoon tot stand brengen. Daarbij is onderlinge afstemming tussen behandelend arts en onderzoeker noodzakelijk.
Onafhankelijk deskundige
Voor beide situaties geldt overigens de wettelijke verplichting (art. 9 WMO) dat de proefpersoon zich voor inlichtingen en advies moet kunnen wenden tot een deskundige, die niet bij het onderzoek betrokken is. De proefpersoon kan bij de onafhankelijk deskundige met vragen terecht, die hij/zij niet aan de arts-onderzoeker wil stellen.
Dit moet in de schriftelijke informatie voor de proefpersoon worden vermeld (naam en telefoonnummer van de betreffende persoon) (art. 11 WMO) en ook in het onderzoeksprotocol.